U bent hier

De jaren na de splitsing

1978

Beide clubs (LUAC en ACUL) hebben jaren nodig om de verdeling van het materiaal te boven te komen, niet in het minst door de plotseling stijgende aankoopprijs van zwevers. Immers rond die jaren begint de doorbraak van de kunststofzwevers met hun fantastische vliegprestaties, maar vooral duizelingwekkende prijskaartjes: terwijl men in 1970 nog een opleidingstweezitter kon kopen voor 250.000 frank, kostte die in 1977 reeds 1.500.000 frank, en voor een prestatietweezitter ben je twintig jaar later 2.500.000 frank kwijt (alle belastingen en de nodige toebehoren inbegrepen: aanhangwagen, parachutes, boordinstrumenten, radio, enz.).

Het Universitair Sportcentrum van de KU Leuven komt de LUAC in 1978 ter hulp met de aankoop van een eenzit kunststofzwever van het type Jeans ASTIR. We slagen er in om de immatriculatie "OO-KUL" vast te krijgen voor dit toestel. Enkele leden rijden in de winter over gladde wegen naar Duitsland om er het toestel af te halen. Na de hele nacht doorgereden te hebben, komen zij 's morgens aan in de fabriek van de firma GROB Flugzeugbau in Mindelheim (Duitsland), net op tijd om in bittere vrieskou de "maidenflight" van de OO-KUL te zien, met aan boord de testpiloot van GROB.

Later is de naam veranderd in "Burkhart Grob Luft- und Raumfahrt GmbH & Co. KG", en met de know-how die ze opgedaan hebben met het ontwerp en de massaproductie van kunststof zweefvliegtuigen, hebben ze andere marktsegmenten aangeboord — kijk maar op hun website.

Ondertussen onderneemt de ACUL pogingen om ten zuiden van Louvain-la-Neuve een zweefvliegveld te beginnen. Het project wordt gesteund door professor Woitrin, maar er wordt geen officiële toelating verkregen, omdat het terrein in het verlengde ligt van de startbaan van het militair vliegveld van Bauvechain.

Hoe is het onze franstalige broeders sindsdien vergaan? Anno 1996 vloog de ACUL op het de vliegveld van St-Hubert met een vloot van vijf clubtoestellen: de Ka-8 en de Ka-6 uit de voormalige unitaire club; de Rhönlerche was van het toneel verdwenen; en bijgekomen waren een tweede Ka-8B (oefenzwever), een ASK-21 (kunststof tweezitter) en als jongste aanwinst een Discus B (modern kunststof wedstrijdtoestel). Tevens vlogen er in de club negen kunststofzwevers in privé eigendom. Om een idee te geven van de grootte van de ACUL: in 1995 vlogen zij 1035 uren, en in termen van prestaties (Charronbeker?) kwamen zijn op de derde plaats in de rangschikking van Waalse clubs.

De ACUL verzorgt wel geen eigen basisopleiding. Men heeft er de "luxe" dit te kunnen uitbesteden aan het CNVV dat vanop hetzelfde vliegveld opereert. Kandidaat leden moeten minstens in het bezit zijn van een elementair B-brevet (twee eerste solo's achter de rug).

Maar keren we terug naar de LUAC geschiedenis.

1979

LUAC organiseert in 1979 een BLOSO zweefvliegkamp op het vliegveld van Beerse. Dit was een privévliegveldje bij Turnhout dat ondertussen door de eigenaars is opgedoekt. Voor het kamp wordt gebruik gemaakt van modern opleidingsmateriaal ter beschikking gesteld door de Vlaamse Zweefvlieg Academie. In die tijd werden de VZA zwevers nog uitgeleend (eigenlijk verhuurd) aan de clubs die er om vroegen.

Onder impuls van de Vlaamse Zweefvlieg Academie wordt er in augustus '79 een tweede "Link Trainer" geïnstalleerd in het Flight Training Center. In het FTC kan men op dat ogenblik onder optimale omstandigheden praktijkles geven in radioprocedures: de twee leerlingen in hun simulatoren en de instructeur/verkeersleider staan via koptelefoon in contact met elkaar. De leerlingen moeten tezelfdertijd de radio beluisteren, spreken en hun toestellen besturen om de instructies van de verkeersleiding op te volgen. De lessen worden gegeven ter voorbereiding van het examen radiotelefonie bij het Bestuur der Luchtvaart.

Vervolg: De laatste decennia van de 20ste eeuw