Foto: De Rhönbussard van ANCUPA. Bemerk het ANCUPA logo op de staart, de "Belga" publiciteit op de vleugel, en de vermelding "Stella Artois" op de romp.
Bron: Denis Nootens
1954
Na een contact met de Duitse pionier Wolf Hirth (juli 1954, tijdens de wereldkampioenschappen zweefvliegen in Engeland), die niet kon verstaan dat er geen zweefvliegclub meer bestond aan de Universiteit van Leuven (de U.C.L.), besloten enkele studenten (waaronder Denis Nootens) een tweetalige (!) universitaire zweefvliegafdeling op te richten in het kader van ANCUPA (Association Nationale des Cercles Universitaires de Propagande Aéronautique a.s.b.l.). Dit bleek niet zo simpel te zijn: heden ten dage zouden de studenten dat een project noemen, maar toen had dat meer de allures van een avontuur. Ze moesten niet enkel aan vliegend materiaal geraken, maar bovendien een vliegveld creëren, en dat vanaf nul en zonder enige financiële middelen. Men moet weten dat in die tijd de studenten van Gent, Luik en Brussel, en zelfs die van Mons, over een sportvliegveld beschikten vlak bij hun stad, en dat zij toen de mogelijkheid hadden tot zweefvliegen of motorvliegen.
De voorbereidingen voor een vliegveldproject aan de Kesselberg te Kessel-Lo waren reeds ver gevorderd, toen het Bestuur der Luchtvaart zijn veto stelde. Dit omwille van de nabijheid van het vliegveld van Melsbroek en zijn uitbreiding naar Zaventem toe, in het vooruitzicht van de Wereldexpo 1958 en de vervanging van het vliegveld van Evere. Een alternatief project nabij de kazernes en het voormalig militair oefenterrein te Heverlee was hetzelfde lot beschoren.
1956-1958
Uiteindelijk, op 10 november 1956, was de geboorte van de nieuwe club een feit. De inhuldiging en het invliegen van een eerste toestel — een Rhönbussard — gebeurden op het vliegveld van Gent (sinds 1985 gesloten om er de gebouwen van Flanders Expo op te richten) in aanwezigheid van Monseigneur Van Wayenbergh, Rector Magnificus van de Leuvense Universiteit. De nieuwe club ging door het leven als de afdeling U.C.L van ANCUPA. Zoals zijn voorganger in 1932, was de zwever getooid met een publiciteit voor Belga sigaretten, maar buiten de familie Vander Elst waren er nog andere sponsors, zoals de brouwerij Artois, de Metallurgie van Overpelt en de firma Intair.
De vliegactiviteiten vonden eerst plaats op het vliegveld van Grimbergen (dat ook al een turbulente geschiedenis achter de rug heeft). De C.N.A. (Club National d' Aviation) die er gevestigd was, had inderdaad aanvaard de jonge studentenclub onderdak te verschaffen. In die tijd was er weinig luchtverkeer, vooral tijdens de weekends, en het gebeurde niet zelden (en was ook niet verboden) dat de zwevers boven het vliegveld van Melsbroek vlogen. De zeldzame verkeersvliegtuigen die er tijdens het weekend opstegen wiegden bij het zien van een zwever hun vleugels heen en weer, een groet die door de zwevers beantwoord werd. Helaas, de toename van het luchtverkeer ten gevolge van de Expo '58 betekende het einde van het zweefvliegen in Grimbergen. De zwevers waren gedwongen een toevlucht te zoeken op het vliegveld van Temploux nabij Namen.
Vervolg: De tweetalige LUAC